SchansspringenSchansspringen is een wintersport waarbij op ski's van een helling (de 'schans') gesprongen wordt. Het doel daarbij is om zowel zo ver mogelijk als zo mooi mogelijk te springen. Al vanaf de allereerste Olympische Winterspelen in 1924 staat het schansspringen op het programma. De internationale organisatie die de schansspringsport vertegenwoordigt is de FIS.
Schansspringen wordt hoofdzakelijk individueel beoefend. Daarnaast zijn er landenwedstrijden waarbij vier springers per land aan de start komen.
De schanssprong is onderverdeeld in vijf stappen:
1. De voorbereiding: de springer zit op een balk bovenaan de schans. Deze balk kan door de jury hoger of lager op de schans worden geplaatst afhankelijk van de omstandigheden. Tijdens een wedstrijd springt iedereen van dezelfde hoogte.
2. De aanloop: de springer maakt snelheid op de schans door zijn aerodynamische houding. De snelheden lopen op tot 80-100 km/uur)
3. De afzet: de knieën en lichaam worden gestrekt in een snelle beweging.
4. De vlucht: de ski's staan gespreid in de V-vorm. Met de armen worden kleine koerscorrecties uitgevoerd.
5. De landing: de ski's gaan in telemarkpositie of parallel
De puntentelling:De springer kan een wedstrijd winnen door de meeste punten te behalen. Je haalt punten voor de afstand en de stijl van de sprong. Als een springer precies op het K-punt landt, krijgt hij 60 punten (120 bij skivliegen). Elke meter meer betekent 1,8 punt erbij en elke meter minder betekent 1,8 punt eraf. Dan krijgt de springer nog punten voor de stijl. Bij elke wedstrijd zijn er 5 juryleden aanwezig. Die hebben de taak de sprong te beoordelen. Direct na de sprong moeten ze een score doorgeven die tussen de 0 en de 20 punten ligt. Als elk jurylid dat heeft gedaan, gaan de hoogste en de laagste score eraf. Dan worden de resterende scores bij elkaar opgeteld en samen met de punten voor de sprong komt de springer dan tot een eindscore.
Noordse combinatieDe noordse combinatie is een vorm van skisport waarbij de twee onderdelen van het noords skiën, schansspringen en langlaufen, gecombineerd worden. De sport heeft haar oorsprong in Noorwegen, en staat sedert 1924 op het programma van de Olympische Winterspelen. Sedert 1925 zijn er ook wereldkampioenschappen in deze discipline, als onderdeel van de Wereldkampioenschappen noords skiën die tegenwoordig om de twee jaar worden gehouden in de oneven jaren. Er is ook een jaarlijkse wereldbeker noordse combinatie, die de beste atleet over een geheel seizoen bekroont. In de noordse combinatie zijn er enkel competities voor mannen.
Vanaf het seizoen 2008/2009 voerde de FIS heel wat wijzigingen door bij de wedstrijden in de noordse combinatie. De wedstrijden bestaan nog uit 1 sprong (van de kleine of grote schans) gevolgd door een langlaufwedstrijd over 10 kilometer.
Wedstrijd per ploegBij de teamwedstrijd maken vier deelnemers per (landen)ploeg elk twee sprongen van de kleine of grote schans. De scores van de acht sprongen worden opgeteld en de ploeg die het klassement aanvoert, gaat tijdens de langlaufestafette (4x5 km) met een omgerekende voorsprong als eerste van start. De omrekening is hier: 40 punten = 1 minuut achterstand. Een teamwedstrijd kan ook met drie deelnemers per ploeg; dan is de omrekening 45 punten = 1 minuut achterstand.