Nepal

In Nepal eten ze.....

Hoewel Nepal een eigen keuken heeft, komt je overal buitenlandse invloeden tegen van de omringende landen. Vooral de Indiase, Tibetaanse en Chinese keuken is sterk verweven door de lokale keuken. Naast deze traditionele keuken komt je in de grotere steden ook veel internationale restaurants tegen, zoals Thais, Italiaans en Mexicaans, maar uiteraard ook de Amerikaanse invloeden zijn niet achter gebleven.
De Nepalese keuken zelf is vrij beperkt. Dal Bhat is hét volksvoedsel van Nepal. Het bestaat uit rijst met een soort linzensoep ernaast. Dal is het nepalese woord voor linzen. Verder wordt er afhankelijk van het seizoen groenten of aardappels bij geserveerd. Het wordt gegeten door steeds wat van de linzensoep door de rijst te scheppen en de rijst dan met wat groenten te eten. Dal bhat is dé manier om de honger te stillen. Volgens de traditie moeten de linzen en de rijst gratis aangevuld worden totdat de eter voldaan is en wordt vrijwel overal geserveerd.
Als vervanger van het rundvlees, de koe is immers heilig, wordt er veel buffel-vlees gegeten. Lokale gerechten zijn onder andere Gurr (een soort gekruide pannekoek van geprakte aardappels rijst en kruiden), Sikarni (een zoet dessert op basis van yoghurt met noten en gedroogde vruchten) , Tama (traditionele soep van bamboescheuten) en  Chapati, een soort pannekoek van alleen meel, dat kort gebakken wordt.

In Nepal ontbijt men vaak alleen met een kopje thee en eet men pas iets aan het eind van de ochtend. Het is een gewoonte dat de lokale bevolking zonder bestek eet. Men gebruikt de maaltijd met de rechterhand en het aanraken van eten met de linkerhand is zeer ongebruikelijk, sterker nog: dit wordt als beledigend gezien. Maar als toerist kun je in de meeste restaurants wel een lepel krijgen.
Nepal heeft sterke drank van goede kwaliteit. De bekendste zijn de rode Khukrirum en de kathmandu wodkas. Marha en Tuckshe staan bekend om hun vruchtenbrandewijnen en er zijn diverse soorten bier.

En nu zelf aan de slag......

Dal Bhat
  • Basmati of Pandan rijst
  • 250 gram zwarte of gele linzen
  • 1 ui
  • 3 teentjes knoflook
  • 3 cm djahe (gemberwortel)
  • 1 theelepel Kurkuma (koenjit)
  • 1 eetlepel komijnzaad (djinten)
  • 1 klein pepertje of sambal naar smaak
  • 1 eetlepel kerrie (massala)
  • ½ in blokjes gesneden aubergine
  • 1 tomaat
  • olie
250 gram gele erwten wassen, een uur weken en laten uitlekken.
In 2 eetlepels olie de fijngesnipperde ui, de fijngesnipperde gemberwortel en de knoflook bakken. Voeg de koenjit en de geweekte erwten toe en bak deze op een laag vuur 3 minuten mee.
Voeg  er water bij zodat alles onder komt te staanen zout naar smaak. Vuur hoger zetten en laten koken. Eventueel opkomend schuim verwijderen. Zachtjes door laten pruttelen totdat het een pap is geworden.
De aubergineblokjes bakken in 2 eetlepels olie samen met het fijngesnipperde pepertje of de sambal,de djinten en de kerrie massala. In de laatste minuut de in stukjes gesneden tomaat bijvoegen. Tenslotte alles bij de erwtenpap voegen en nog even doorkoken.
In plaats van aubergine kun je ook okra’s, spinazie of paprika gebruiken. In Nepal gebruikt men ook wat het seizoen hen biedt.
Alu acchar
  • ]6 grote aardappelen
  • 2 eetlepels sesamzaad
  • 1 paprika
  • sambal naar smaak
  • 2 theelepels kurkuma (koenjit)
  • 4 eetlepels citroensap
  • ½ theelepel mosterd
  • theelepel chilipoeder (naar smaak)
  • 2 eetlepels fijngeknipt korianderblad
  • 2 eetlepels olie
Schil de aardappels en snijdt deze in blokjes. Kook ze en giet ze af.
Rooster het sesamzaad, laat het afkoelen en stamp ze fijn in een vijzel.
Mix alle ingrediënten door elkaar en voeg dat aan de aardappels toe.

Je kunt er ook voor kiezen om in wat olie de aarappels nog even met de rest van de ingredienten op te bakken. Voeg in dit geval de koriander pas op het laatste toe.
Bahini
Een Nepalees baksel van Tibetaanse oorsprong, waarschijnlijk afkomstig van de vele Tibetaanse vluchtelingen die al sinds de Chinezen Tibet binnenvielen in Nepal wonen.
  • 400 gram bloem
  • 3 volle theelepels bakpoeder
  • 1 eetlepel suiker
  • ongeveer 200 ml water
  • snufje zout
Kneed alle ingrediënten samen tot een soepel deeg. Verdeel het deeg in 8 porties. Laat het deeg minstens 30 minuten rusten in de koelkast.
 
Schenk in een diepe koekenpan een laag olie van ongeveer 3 cm diep en verhit de olie. Rol ondertussen iedere portie deeg uit tot een dunne ronde lap van ongeveer 2 mm dik en een doorsnede van 20 tot 25 cm. Maak in de lap evenwijdig aan elkaar drie inkervingen met een mes, ongeveer 4 cm afstand van elkaar. Blijf ook op zo'n 4 cm afstand van de randen. Begin in het midden. Laat de deeglap voorzichtig in de hete olie glijden, en bak het 'brood' aan beide zijden goudgeel. Dit gaat behoorlijk snel! Tijdens het bakken ontstaan grote luchtblazen in het brood. Schep het brood uit de olie, laat het uitlekken op keukenpapier.

Serveer het brood warm, met dunne honing erbij om het brood in te dopen.